Extensiveren betekent dat een bedrijf minder dieren per hectare gaat houden. Extensiveren kan op twee manieren; minder dieren houden en of meer grond kopen/pachten. Het maakt ook dat de koeien meer en langer buiten in de weide kunnen zijn, omdat er meer gras per koe beschikbaar is.
Boeren die extensiveren zijn minder afhankelijk van grondstoffen van buiten het bedrijf.
Extensieve landbouw past binnen de visie op kringlooplandbouw.
Het ministerie stimuleert deze vorm van landbouw.
Bedrijven met meer dan 2 Grootvee eenheden (GVE) per ha noemen we intensief en onder de 2 GVE/ha extensief. (1 GVE = 1 melkkoe)
Extensiveren binnen het Peel Natuurdorpen project
Boeren die deelnemen aan het Peel Natuurdorpen project extensiveren op een natuurlijke en ongedwongen, maar wel doeltreffende, manier. Dit komt doordat boeren in een groep en niet als enkeling landschapslandbouw gaan bedrijven in een deelgebied van de Peel.
Deelnemers aan Peel Natuurdorpen doen aan landschapslandbouw, zij leggen op hun grond minimaal 30% en maximaal 70% kruidenrijk grasland aan. Het is een feit dat lang niet alle deelnemers aan landschapslandbouw koeien hebben. Maar elke deelnemer legt wèl kruidenrijk grasland aan. Voor melkveehouders is dit gunstig. Zij kunnen dit kruidenrijk grasland van collega boeren als extra grasland gebruiken voor hun koeien. Melkveehouders komen door landschapslandbouw dus eenvoudig aan extra grond, omdat koeien een speciale functie krijgen als de stoffeersters van het landschap. Grond die normaliter naar andere sectoren zou verdwijnen, omdat melkveehouders niet kunnen concurreren met intensieve teelten, blijft nu in de melkveehouderij en er komt dus zelfs grond bij. Grond die nu dient ter extensivering voor boeren met koeien!
Onderstaand voorbeeld maakt inzichtelijk hoe dit werkt.
In een gebied doen 8 boeren samen aan landschapslandbouw en zetten elk een aantal hectare in:
- Een melkveehouder met 70 koeien en 30 ha grond (2,33 koeien/ha) zet 5 ha in.
- Een melkveehoudster met 100 koeien en 45 ha grond (2,22 koeien/ha) zet 7 ha in.
- Een akkerbouwer met 100 ha zet 30 ha in.
- Een ex-varkenshouder zet 4 ha in.
- Een particulier zet 6 ha in.
- Een akkerbouwer met 60 ha zet 25 ha in.
- Een akkerbouwer met 40 ha zet 12 ha in.
- Een ex-melkveehouder met 40 ha zet 11 ha in.
In totaal wordt er 100 hectare ingezet voor landschapslandbouw. Daarvan wordt minimaal 30% (= 30 ha) en maximaal 70% (= 70 hectare) kruidenrijk grasland. Gemiddeld ontstaat er 50 ha kruidenrijk grasland. Dit kruidenrijk grasland moet begraasd worden door koeien (landschapsstoffeersters). Daar er 2 melkveehouders in de groep zitten, is het logisch dat hun koeien de ‘stoffeersters’ worden.
Dit betekent dat zowel boer 1 als boerin 2 er in de praktijk qua aantal hectares op vooruit gaan. Ze krijgen ieder 25 ha erbij.
Netto komt het erop neer, dat boer 1 er netto 20 ha bij krijgt en zijn veebezetting wordt 70/50 = 1,4 koeien(GVE)/ha.
Boerin 2 krijgt er netto 18 ha bij en gaat naar een veebezetting van 100/63 = 1,59 koeien/ha.
Beide vooraf intensieve bedrijven (> 2 koeien/ha) worden hier op eenvoudige wijze extensief!
Zelfs als uitgegaan wordt van het minimum (30 ha) kruidenrijk grasland, dan nog extensiveren beide bedrijven per saldo. En dit zonder dat de boer dure grond bij moet kopen of huren en de overheid hoeft er niet één euro in te steken.
Bovendien hebben ze ook nog eens 12 ha (24 voetbalvelden) omgezet in nieuwe natuur op hun eigen boerenland!
Ook voor de boeren zonder koeien is deze werkwijze gunstig, want zij hebben nu geen werk (kosten) met het gras. Daar zorgen de koeien van de collega’s voor. Het gras is al betaald uit de opbrengst van de wooncomponent (verhuur tiny houses) en moet alleen nog afgevoerd worden. Dit kan niemand goedkoper dan de koeien van de collega’s!